Half leeg … of half vol?
‘René Widdershoven kwam brute moord nooit te boven’.
Zomaar een klein artikel, ergens op een binnenbladzijde in de krant, rechts beneden weggemoffeld. Een ‘In memoriam’ voor een man die op 56-jarige leeftijd overlijdt. Ik herken meteen zijn naam. Hij is de echtgenoot van Gabriëlle Groen. … Wás de echtgenoot, omdat de liefde van zijn leven in 1990 op brute wijze werd verkracht en daarna, gewetenloos vermoord, werd teruggevonden in een hooimijt elders in Oostenrijk. Het stel was met hun camper op een parkeerplaats neergestreken om te overnachten. Voor René en Gabriëlle wordt het op het verkeerde moment op de verkeerde plaats aanwezig zijn een wrede aanscherping van een vertrouwd geworden cliché dat men pleegt te gebruiken als mensen op een wrede en nooit voor mogelijk gehouden wijze om het leven komen.
Jan Molnar en Lubor Masar, twee veroordeelde Slowaakse criminelen die gedetineerd zaten, maar onder het bewind van president Vaclav Havel van Tjecho-Slowakije amnesty verkregen en net op vrije voeten waren, sloegen indachtig een aan hun totaal verkankerde geest ontsproten plan opnieuw toe. René werd met een bijl levensgevaarlijk verwond en door een toevallig ter plekke aanwezig zijnd vrijend paartje voor de dood gespaard. Gabriëlle werd beestachtig en mensonterend naar haar levenseinde gebracht.
Het redactionele stukje kwam behoorlijk fors bij mij binnen; ik was meteen geraakt. Opníeuw geraakt, even erg als ik dat was bij eerdere berichtgevingen over deze zaak. Een mens wordt zich dan bewust van emoties en gedachten waarvan hij denkt dat die helemaal niet bij hem horen. Onbegrip … niet wíllen begrijpen waarom twee onverbeterlijke ellendelingen een tweede kans kregen, vervloeking van de man, een regering die dat mogelijk maakte en vergelding willen door middel van het toepassen van de meest pijnlijke martelpraktijken waaraan die monsters uiteindelijk zouden bezwijken. Het liefst heel langzaam en bij hun volle bewustzijn. Ik schrik van mijzelf, maar vraag me tegelijk af waarom dit alles zo’n grote impact op mij heeft. Is het omdat een mens na dertig jaar, moe gestreden tegen de verzengende pijn en het onbeschrijfelijke lijden verlossing lijkt te hebben gezocht in een vrijwillig gekozen dood? Misschien zit ik ernaast en was er sprake van natuurlijk overlijden of was zijn levenseinde voorzien omdat er sprake was van ernstige gezondheidsklachten.
Ik kan mij echter niet losmaken van een fragment uit voornoemd artikel. ‘In 2015 al schetste hij tijdens een interview met De Limburger een somber en droevig beeld van zichzelf. ‘Ik heb niet meer het gevoel dat ik echt leef. Ik ben levenslang gevangen. Ik ga niet meer naar buiten. Ik ben nooit meer blij. Ik ben alleen maar wat aan het aankloten om het nog ergens op te laten lijken’.
Zou het dus toch niet zo kunnen zijn dat deze man het laatste zetje heeft gekregen toen het Coronavirus in de wereld ging huishouden en de mens daarmee eigenlijk de vraag stelde hoeveel het leven hem écht waard is? Hoeveel hij er voor over heeft, hoeveel concessies hij wil doen en welke opofferingen hij zich wil getroosten? René leek er klaar mee te zijn geweest.
Is dit een unicum, een grote uitzondering? Of zijn er meer mensen waarbij de levenszin- en vreugde, maar ook de geestelijke en lichamelijke gezondheid langer al rafelige kanten vertoonden? Ik denk het wel. Toch ook is het de schijn die weer bedriegt. Hoogbejaarden laten juist nu ‘en masse’ het leven. Waarom? Waardoor? Leeftijd en aan het eind der krachten, met Corona als toegift? Of gewoon omdat zorgpersoneel, achteraf beschouwd, onvoldoende beschermd geweest is tegen wat zich buiten de ziekenhuizen, zorgcentra en particuliere cliëntadressen in het menselijk verkeer afspeelde?
Maar waarom dan een 100+-er die het virus krijgt en een of enkele weken later langs een applaudiserende escorte van verplegend personeel het ziekenhuis weer verlaat? Is het geluk hebben? Zijn het de genen? Is het wilskracht, echt geloven blijven in een verlengd bestaan op deze aardkloot? Of komt het neer op een Russisch roulette? Rood of zwart en welk cijfer dan, die bepalen of je de jackpot wint of je je bankroet tegemoet gaat, of je je zwanenzang kunt zingen of alsnog victorie kunt kraaien. Het is mijn overtuiging dat toeval, domme pech, een verstoord en beschadigd verleden, maar ook het kunnen en willen tellen van je zegeningen bepalen of de toekomst wel of niet perspectiefvol blijft. Ook al is de prik van je Spaatje af, dan nog kan het je dorst lessen. En door een smaakje eraan toe te voegen blijft het ook nog lekker.
Zou deze metafoor van toepassing kunnen zijn bij degenen die hun baan, bedrijf of onderneming dreigen te verliezen en daarmee een zeker gesteld, dus als vanzelfsprekend gezien inkomen in rook zien opgaan, maar waarbij bijna verloren gegane dromen en idealen ineens weer binnen hun blikveld komen? Past deze vergelijking ook niet bij die ogenschijnlijke opgeleefde eeuweling die onlangs nog dacht dat zijn einde nu maar eens moest komen, maar er in zijn doodsstrijd tegen het Coronavirus achter komt dat hij verder wil, dat het zijn tijd nog niet is en dat er nog veel moois te vieren valt? Komt bij deze beeldspraak ook niet de mens in het vizier die plots ontdekt dat hij veel meer liefde, zachtheid, mededogen, creativiteit, veerkracht en overgave in zijn donder heeft dan hij zichzelf tot nu toe toedichtte? Die ineens het beste van zichzelf laat zien … dúrft te laten zien, omdat hij zich niet méér, niet mínder, misschien wel een beetje ánders, maar bovenal als het evenbeeld van zijn naaste ziet.
René had nog een toekomst, maar die werd hem dertig jaar geleden in Oostenrijk op een toevallig gekozen ‘Raststätte’ bruut ontnomen. De wijze waarop die twee volledig gestoorde malloten huishielden en zijn leven ten gronde richtte, gaf hem het volste recht om zelf te bepalen of hij in het Coronavirus wel of niet zijn scherprechter, zijn beul op het schavot wilde zien. De krasse knar die tien kruisjes bij zijn leeftijd mocht zetten had zich waarschijnlijk al verzoend met het spoedig overschrijden van de drempel tussen het tijdelijke en het eeuwige.
Ik meen dat wij allen ergens bivakkeren binnen het continuüm tussen wat nooit voor mogelijk gehouden wordt en wat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gebeuren zal. Of we ergens vooraan zitten op deze schaal, wat meer in het midden of misschien wel achteraan, wordt bepaald door toeval, noodlot, natuurrampen en wereldwijd uitbrekende epidemieën en virussen. Niemand kan ons vertellen wanneer en waardoor ons laatste uur zal slaan en hoe wij die laatste zestig minuten zullen beleven. Gelukkig maar. Tot die tijd kunnen we namelijk kiezen of we naar het oude vertrouwde terug willen keren, dus willen blijven vegeteren in consumptie, materialisme, natuurvernietiging en depersonalisatie van de medemens of dat we op de valreep lering willen trekken uit de rampspoed die ons allemaal nu ten deel valt en daarmee de mensheid tot een hoger niveau van beschaving kunnen brengen. De toekomst zal het uitwijzen. Ik wens ons allen daarbij heel veel sterkte.
T. Opspin