Toen was geluk heel gewoon.
Zelden eerder hebben wij het waarderen van en verlangen naar wat ons vertrouwd, dierbaar en vanzelfsprekend toescheen zo intens gevoeld. We zijn er inmiddels achter dat ´gewoon´ ineens ´bijzonder´ en ´kostbaar´ is. Te lang hebben we gemeend dat wat eigenlijk uitzonderlijk en essentieel was onderhand gemeengoed was geworden. Materialisme, winstbejag, carrière- en imagodenken vormden de nieuwe waarden, de ultieme levensdoelen waaraan wij onze bestaanszin ontleenden.
Blijkbaar heeft de mens het nodig om geregeld op zijn plaats gezet te worden … maar dan ook rigoureus en met straffe hand. We zijn de afgelopen weken op onze wenken bediend geweest. Alles werd ons ontnomen. Tenminste, zo ervoeren wij dat. Geen sociale contacten meer, op zijn minst een sterke reductie daarvan, en dus geen tapas meer met een trappist op het terras, geen geouwehoer nog aan de bar van de clubkantine na een slappe vrije training, geen voorpret meer over aanstaande feestjes, bruiloften, popfestivals en mondiale sportevenementen. Geen verjaardagen met vrienden en familie, geen wandelingen met ‘ouwe makkers’ , geen pseudo Tour-de-France-etappes met collega-cyclofielen, geen geitenpraat van vriendinnen tijdens halfslachtig uitgevoerde fitness-sessies en geen reünies meer van generaties die langer geleden een gelukzalige en in het geheugen onuitwisbare periode van hun leven met elkaar deelden.
En, om de jongeren onder ons niet te kort te doen, ook de ‘social media’-talk, de digitale uitingen van ‘ons zal het niet deren’ en ‘het zal wel overwaaien’ – de serieuze en verantwoordelijkheidsbewuste tak van de meest verse generatie niet te na gesproken – en de door de maatschappelijke rechtsorde als provocatie beoordeelde gedragsuitingen zullen desondanks momenteel als een existentieel gemis ervaren worden.
Hoe zoet, voorspelbaar en veilig leek, hiertegen afgezet, het leven dat zich afspeelde volgens een door geloof en kerk uitgestippelde en door de politiek bezegelde route. Natuurlijk, met de wijsheid van nu was het toen niet allemaal goud wat er blonk. Verre van dat zelfs. En toch dienden nederigheid, volgzaamheid en het eerbiedigen en ondergaan van het tijdsgewricht tot steunpilaren waarmee de mens zijn voortbestaan stutte. De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw worden we teruggeworpen op onze nietigheid, onze kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid. Alweer wordt er aanspraak gemaakt op onze bescheidenheid en op onze wil om de werkelijke waarde van ons leven te zoeken in kleine, grootse dingen. Nog niet zo lang geleden regen wij de festivalbezoeken als een kralenketting aan elkaar, wisten wij van gekheid niet op welke televisiezender wij moesten afstemmen om vooral zo weinig mogelijk van het gigantische doordeweekse voetbalaanbod te hoeven missen, waren onze agenda’s afgetimmerd met afspraken voor feestjes, bruiloften en reünies en verkeerden wij in een keuzestress, omdat we vaak niet besluiten konden over alweer een vakantiebestemming. Niets van dit alles nu. Het plots wegvallen en noodzakelijk moeten ‘skippen’ van activiteiten en vrijwillig aangegane sociale verplichtingen slaat grote gaten in onze tijdsplanning en brengt ons uit evenwicht. Gevoelens van nutteloosheid, somberheid en angst dreigen als een donker wolkendek over ons heen te komen. Het einde lijkt nabij, omdat we vergeten zijn dat onze wereld groter en rijker is dan we dachten dat hij was en dat ‘meer’, ‘groter’, ‘verder’ en ‘sneller’ bedrieglijke bakens vormen voor het restant van onze nog af te leggen levensroute.
En dan is er toch die tweede Paasdag waarop het allemaal blijkt mee te vallen. Althans voor mij. Dat er toch nog zoiets bestaat als een zondag – vooruit, een Paasmaandag dan – waarop er sprake is van een serene rust, van stille straten en amper bevolkte parken en wandelgebieden. Dat iedereen pas op de plaats lijkt te maken en in enger verband gezellig zit te keuvelen in zijn eigen tuin of achterhofje. Het gedempte gekrakeel van kinderen en de net wat te harde muziek voelen nu zelfs weldadig aan. Er wordt gezellig op los gekletst over alles en ook niets. Geen voetbaltumult, Formule 1- geraas of andere sporthysterische uitingen die afleiden van het met elkaar in contact staan en in gesprek verkeren.
Ik wordt acuut teruggeworpen op mijn jeugdjaren – inmiddels heb ik de leeftijd die het mij toestaat deze periode als ver achter mij liggend te beschouwen – waarin de dag des Heren na het kerkbezoek en het Frühschoppen, het nuttigen van de warme middagmaaltijd en het daarop volgende plichtmatige dutje, hoogstens gebruikt werd voor een bescheiden ommetje in de nabije omgeving of voor het beluisteren van de klassieke radiozender, het ‘böttele in de mosem’ of het bezoek aan het plaatselijke voetbalstadion. Is het dát wat mij besluiten doet om op een ongebruikelijk tijdstip op de tweede Paasdag de door mij opgenomen bioscoopfilm ‘Toen was geluk heel gewoon’ af te spelen? Nel en Jaap Kooijman en Simon Stokvis roepen de herinneringen aan mijn vader meteen wakker. Mijn vader die hard werken in de bouw, genieten van muziek, uitgaan en anderen vermaken tot een succesvolle bestaansformule voor zichzelf had gemaakt kwam weer voorbij. Ook mijn vaste bezoeken met hem aan het Mauritsstadion in Geleen waarin Foruna ’54 zijn eredivisie- intertoto en vriendschappelijke wedstrijden afwerkte gingen op herhaling. In het kielzog daarvan werden alle andere herinneringen aan een destijds door mij als ongecompliceerd, overzichtelijk, veilig en vertrouwd ervaren tijd meegezogen. Ook die van de zondagavonden waarop we, als afsluiting van het vaste dagprogramma, samen keken naar Nel, Jaap en Simon. Mijn ‘ouwe’ genoot, bescheurde zich en genoot van zijn pilsje en de ‘jônge kloare’. Toen scheen geluk heel gewoon. Eigenlijk is dat er altijd. Alleen, het wordt steeds geringeloord door politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, ingrijpende en vaak grootschalige gebeurtenissen en tragische persoonlijke levensgeschiedenissen. Meer dan eens is gebleken dat de wilskracht en de levensdrang van de mens de zwaarste stormen kunnen doorstaan. Laten we hopen dat dit ook deze keer weer het geval zal zijn.
T. Opspin