Hij had het er, weliswaar niet expliciet uitgesproken, een beetje mee gehad. Elke keer weer het dak op om hinderlijk gebladerte te verwijderen van de Jos Meijshal. Hij klaagde met ingehouden misprijzen dan wel steeds meer over gebrek aan assistentie bij het kuisen van de betumen vlakte die de tafels, ballen, rubbers en hoofden droog moest houden, maar Bertje pakte altijd weer de ladder om de schade die de natuurelementen konden toebrengen aan het heiligdom van pingpongend Geleen tot een minimum te beperken.
Maar ooit houdt het op. Leeftijd, realiteitsgevoel en energetische reserves eisen op enig moment namelijk hun tol. Dus gaf ‘Bert de Bunker’ een steeds nadrukkelijker signaal dat de buitenwacht duidelijk moest maken dat er voor het onkruidvrij houden van de parkeerplaats en nu ook bladervrij houden van het dak extra mankracht vereist was.
En zoals dat meestal gaat, komen mensen moeilijk in beweging als vaste krachten, dus als vanzelfsprekend geproclameerde steunpilaren binnen een vereniging een signaal geven dat het nu toch anders moet. Dus … toen Bert te kennen gaf dat hij vanwege het mandaat dat hem door het bestuur opgelegd was, niet meer alleen het dak op mocht, ontstond er een vacature die het volume had van meerdere fte’s. In die zin dat een dag, op zijn minste een dagdeel, nodig was om met een kleine groep Kluis’ hoofdhuid van onberispelijkheden te bevrijden.
In de ‘slipstream’ die ontstaan was door de renovatiehype van de kantine bleek ook de buitenkant van de Kluistempel een uitvergroot item. Een selecte crew ‘daklopers’ gaf zich dientengevolge op 22 juli j.l. aan een korte, maar wel plichtsgetrouw uitgevoerde actie die binnen enkele uren leidde tot een keurig bijgeveegd dak en van elke onrechtmatigheid bevrijde afvoerroosters.
Eens temeer bleek dat noodzakelijke of als vanzelfsprekend aan ‘vaste krachten’ toebedeelde taken en verantwoordelijkheden een zaak zijn van álle leden, al dan niet direct betrokken. Dat op de dag waarop een vijftal ‘ouwe knoeperten’ erin slaagde de kruin van de Kluistempel te kuisen is er een teken van dat verenigingsliefde en verantwoordelijkheidsgevoel van alle tijden zijn. Ongeacht leeftijd dus. Al zal bewustzijn, overtuiging en commitment slechts gedijen bij het voortschrijden van de tijd en het dientengevolge indalen van inzicht en levenswijsheid.
Met dank aan Jan van Adrighem, Piet Driessen, Bert Jülicher, Frans van Oosterbosch en John Bocken.
01/10/21: T. Opspin