Uw vaste correspondent inzake maatschappelijke en sportieve aangelegenheden is aan u –zeker de trouwe lezers onder u – een welgemeend excuus verschuldigd. Had hij voor het zomerreces niet aangekondigd dat een volgend stukje in de reeks ‘Uit de Kluis-archieven’ snel zou volgen, de werkelijkheid was anders. Of het de windstiltes t.g.v. het Coronavirus zijn geweest of de door de hoge temperaturen veroorzaakte zomerloomheid? Wie zal het zeggen. Hoe dan ook. Belofte maakt schuld. Dus wordt middels deze redactionele bijdrage de draad weer opgepakt. We pakken meteen maar goed door met de weergave van enkele heroïsche wapenfeiten uit de turbulente geschiedenis van de ‘socio’s’ van TTC Kluis.
Rinus Michels – Wie van de jongeren kent hem überhaupt nog? – de legendarische coach van de Europa Cup 1-winnaar FC Ajax en later het Nederlands elftal dat in 1988, uitgerekend in Duitsland, Europees kampioen werd, was een visionair. Met zijn statement ‘Voetbal is oorlog’ had hij eerder al een grote steen in de vijver gegooid van de hypocriete ‘voetbalkenners’ die vonden dat sportiviteit en oogstrelend voetbal de fundamenten vormden voor het behoud van de edele sport die voetbal heet.
Rinus was zijn tijd vooruit, wist toen al dat attractief en ‘correct’ spelen je wel de sympathie van supporters, voetbalfetisjisten en de meest ‘softe’ sportjournalisten kon garanderen. Maar daarmee won je nog geen titels en verwierf je geen aansprekende vermelding in de vaderlandse en mondiale geschiedschrijving. ‘Voetbal is oorlog’ orakelde hij en zijn credo waaierde uit over het brede spectrum van sportdisciplines. Tot aan de tafeltennissport aan toe. Vanuit deze optiek is het bijna logisch dat ook TTC Kluis gedurende zijn bijna 60-jarige bestaan momenten meemaakte waarop ‘oorlog voeren’ de enige optie was om tot sportief succes te geraken.
Een bescheiden bloemlezing over de ‘slagvelden’ die werden aangericht onder invloed van de slaafse trouw aan een maatschappelijke groep vormt de afsluiting van het verhaal ‘Uit de Kluis-archieven’.
De schrijver dezes beraadt zich ondertussen op volgende prozaïsche uitdagingen. Maar nu eerst: Roemruchte Rellen.
Ochtendkraaien op zondag
We schrijven het seizoen ‘76/’77. De competitieleider van de LTTB heeft het behaagd om in de tweede klasse van de afdeling een team van TTC Elsloo en TTC Kluis bij elkaar in te delen. Het is een publiek geheim dat beide verenigingen in een gebrouilleerde status met elkaar verkeren. Waarschijnlijk omdat de Maaskanters zaagden aan de poten van de Geleendenaren, die op dat moment de hegemonie op tafeltennisgebied over de Westelijke Mijnstreek voerden. TTC Kluis zag deze brutaliteit jegens haar niet ter discussie staande suprematie als een ‘coup’ die geen enkele kans van slagen had.
… En toch mondt de strijd tussen de twee streekgenoten uit in een alles beslissend duel om het kampioenschap in de 2de klasse. Volle zaal dus in de gymzaal aan de Kluis. Als opmaat voor de turbulentie en commotie die daarna zal volgen komt Elsloo met twee spelers opdagen. De derde zal later komen. Sportiviteit wint het op dat moment nog even van rivaliteit. Overeengekomen wordt dat de laatkomer zijn partijen kan inhalen en achter elkaar kan spelen. Een spannende en enerverende strijd ontketent zich volgens het credo ‘de dood of de gladiolen (vlgs. Louis van Gaal; red.). Als die derde man maar niet komt opdagen past Kluis snelrecht toe en vult het de uitslagen van de niet gespeelde partijen alvast in op het wedstrijdformulier. Bijna verwacht maakt Elsloos verloren zoon kort daarna zijn opwachting, maar in de ogen van de Kluis-formatie reglementair te laat. De poppen zijn meteen aan het dansen. Tumult, scheldkanonnades, wederzijds gemaakte verwijten en bijna-handtastelijkheden zorgen voor een pandemie aan ongecontroleerde emoties. Er ontstaat uiteindelijk een patstelling. Kluis heeft het wedstrijdformulier onreglementair ingevuld; Elsloo heeft zijn team pas na de maximaal toegestane tijd gecompleteerd.
Met moeite wordt besloten om een ‘staakt het vuren’ in te lassen teneinde de gemoederen een beetje te kunnen laten bedaren, zonder dat men er zeker van is dat daarbij de clubbelangen gediend zijn. Nachtrust moet in beide kampen de rede weer de boventoon laten voeren. Één ding is echter zeker: vóór 12.00u op de zondag daarna moet er een uitslag bij de afdelingsbond in de postbus vallen. Dus wordt in beide kampen nachtelijk beraad gevoerd over het best passende bijgestelde scenario, waarbij wel het binnenhalen van de kampioenstitel richting gevend blijft. Beide partijen stellen zich in op een Salomonsoordeel van de bond, op gevaar af dat men de titel verspeelt.
In de donkere uren van zaterdag op zondag wordt intern en tussen beide bolwerken druk getelefoneerd en gecommuniceerd over wat wijs is om gezichtsverlies te voorkomen en sportieve eer veilig te stellen. Uiteindelijk wordt, onafhankelijk van elkaar en later samen, besloten om de kaarten tegen de borst te houden en het spel opnieuw te beginnen. M.a.w. : de wedstrijd wordt overgespeeld op zondagochtend. Maar dan wel heel vroeg. De uitslag moet, zoals eerder vermeld, uiterlijk om 12.00u bij de afdelingsbond binnen zijn.
Er is alleen een recruteringsprobleem: de spelers in kwestie, hun woede en frustraties inmiddels afreagerend in de plaatselijke disco’s, moeten opgespoord worden en ervan verwittigd worden dat zij op een onchristelijk tijdstip op de Dag des Heren een ‘tour de force’ moeten maken. Al dan niet met een kater. Het onmogelijke wordt gerealiseerd: om 8.00u ’s anderendaags staan de matadors van Elsloo en Geleen weer tegenover elkaar. … En de zaal is alweer vol. De grimmigheid is dan wel niet helemaal geweken, maar sportief eergevoel wint het van buitenproportioneel prestatiestreven. Het wordt 6-4 voor Kluis. Eind goed, al goed. … In Geleen dan. Er werd helaas niet gezamenlijk ‘gefrühschopt’.
Bij de strooptocht naar de feitelijkheden is het opvallend dat tot op de dag van vandaag geen der acteurs (Jan Penders; Humpfry Rudge; Charles Geersheuvels; Paul Meijs en ‘mystery man’ Henk Meijers … of was het toch Connie Hermans?) zekerheid konden geven over de opstellingen beider teams tijdens dit gedenkwaardige weekend. Navraag bij Jos Meijs (Kluis) en Jan Creemers (Elsloo) leerde dat er niet veel nodig is om oud zeer weer schrijnend voelbaar te maken. Heelt tijd dan toch niet álle wonden?
Sociale dienstbaarheid niet gewaardeerd
TTC Kluis-Korenbeurs staat op het programma in de eredivisie ergens in de tweede helft van de jaren ’90. ‘The Magician’ (Michel Sijstermans), ‘The Angry´ (Andy Snijders) en ‘The Silent´ (Léon Houben) binden , gecoacht door ‘Sneeky Snakes’(Hans Slangen) de strijd aan met Waterreus (nee … niet de voormalige keeper van PSV en Roda JC), Bastiaans en Karbaut. De vlam slaat meteen in de pan bij de eerste partij tussen Andy en Bastiaans. Beiden hebben een dubbele agenda: ze zijn buiten het competitiegebeuren om ook elkaars concurrenten in het gevecht om het laatste plekje bij de nationale selectie voor het EK- Jeugd. Haast volgens verwachting gaan de youngsters de verlenging van de derde set in (oude telling, hè). En dan gaat het goed fout. Scheids Freddy van Oostenbrugge keurt bij matchpunt voor ‘Simply Red’, zonder dat hij eerder daarvoor een waarschuwing heeft gegeven, de service van Andy af: 22-22 dus. ‘The Angry’ ontploft, gooit zijn batje weg en stelt tegen beter weten in luidkeels: ‘Dat kun je niet menen, scheids!!’ Freddy gooit olie op het vuur door Andy een strafpunt toe te kennen. Nu is het 22-23. Andy is volledig boven zijn theewater en flipt helemaal uit. Freddy is gediplomeerd scheidsrechter en kent dus de reglementen, ook die gelden bij ‘calamiteiten’: misconduct en verbal abuse … dus verlies van de partij.
Dat Freddy erg veel zelfvertrouwen heeft blijkt uit het feit dat het niet in hem opkomt om te overleggen met zijn collega, mevrouw Duffy. Die is zo overdonderd door zoveel besluitvaardigheid dat ze er het zwijgen maar toe doet. Zóveel onrechtvaardigheid samengebald in zó’n klein moment kan natuurlijk niet volgens de ‘socio’s’ in de hal. Toeschouwers en spelers bemoeien zich ermee. ‘Snakes’, toch al een voorvechter ter voorkoming van sociale missstanden, geeft het ‘goede’ voorbeeld en biedt Freddy, die gekluisterd is aan een rolstoel, aan hem ‘maar eventjes de zaal uit te rijden’. Omdat er toch nog negen partijen gespeeld moeten worden, slaat de zich op dat moment kwetsbaar voelende scheidsrechter het sympathieke aanbod van Hans met maximale vriendelijkheid af.
De storm gaat warempel liggen en de wedstrijd wordt reglementair uitgespeeld. Zelfs de nazit wordt nog gezellig. Spelers en scheidsen pakken hun pilsje en ‘plaudern’ na. ‘Eind goed, al goed’, zou men denken. Inderdaad … totdat Kluis (later) uitgenodigd wordt om voor het tuchtcollege te verschijnen. Er is blijkbaar achteraf toch melding gemaakt van de schermutselingen. De aanklacht luidt: bedreiging en discriminatie. Uitgebreide schriftelijke getuigenverklaringen en verhoren voor de rechtbank zijn het gevolg. Ook mevrouw Duffy heeft de smaak te pakken gekregen en doet haar duit in het zakje. Korenbeurs vraagt zich ondertussen af waarover er zoveel commotie gemaakt wordt. Nadat Andy, Hans en Astrid (‘la Finders’) de rechter hebben proberen ut te leggen hoe het precies gegaan is en dat pingpong eigenlijk maar een doodgewoon spelletje is, wordt het vonnis uitgesproken: een voorwaardelijke straf voor Andy. Wonderwel blijft Hans verschoond van een sportief strafblad. Echter, het naschok-effect wordt pas gevoeld als de media er lont van krijgen. De club wordt in een kwaad daglicht gesteld: ‘Discriminatie bij Kluis’ staat met koeienletters in de krant.
Dankzij enkele reacties op de sportpagina van het Kluis-kamp kan het beeld ten positieve bijgesteld worden. Uiteindelijk wordt deze gebeurtenis overspoeld door de vele positieve geluiden die in de navolgende jaren over TTC Kluis te horen zijn. Er bleef immers sportief steeds goed gepresteerd worden … zonder bedenkelijke escalaties. … Of toch wél?!
Busreisje voor hooligans
De voorbereiding was professioneel. Het eerste damesteam werd ‘in quarantaine’ gehouden in de aanloop op de memorabele beslissingswedstrijd in Utrecht tegen Spaarne. Weggehouden van supporters en publiciteit. Er stond nogal wat op het spel: promotie naar de eerste divisie. Het slagen van deze missie zou betekenen dat het revolutionaire samenwerkingsverband tussen TTV Nieuwenhagen en TTC Kluis een gouden greep was geweest. Om niets onbeproefd te laten bij pogingen om het succes af te dwingen werd door Nieuwenhagen een bus gecharterd om de meiden – Joyce Korpershoek, Linda Kleeven van Nieuwenhagen en Astrid Finders en Wendy Snijders van Kluis – in de Domstad tegen die brutale bakvissen van Spaarne niet in de kou te laten staan. In weerwil van zoveel support en eensgezindheid van beide clubs zou er toch een koude douche volgen. Al snel worden onze ‘diva’s’ naar een 0-3 achterstand getikt. Het dubbel wordt echter gewonnen. Dat de zuidelijke hooligans niet voor niets zijn meegereisd blijkt wel tijdens de partij tussen ‘klasbak’ Kleeven en kopvrouw bij Spaarne, Miriam van de Aar. Linda, beseffend dat ze weinig te verliezen heeft, speelt onbevangen en ze vindt dat ze het publiek iets moet bieden. Deze geste wordt in dank aanvaard door de Zuid-Limburgse aanhang en geuit middels driftige, luidruchtige en fanatieke aanmoedigingen. Daarmee ontstaat een wisselwerking tussen het los komen van elke spanning enerzijds (Linda) en het op slot raken van geest en lichaam anderzijds (Van de Aar). Linda groeit naar ongekende hoogten en Van de Aar voelt steeds meer aan dat het hebben van een reputatie geen garantie is voor succes tegen een opponent met zoveel hartstocht.
Zij steekt haar frustratie over deze onverwachte tegenstand niet onder stoelen of banken, maar wel haar middelvinger omhoog. Om iedereen ervan te overtuigen dat ze het echt meent, grijpt ze ook nog eens naar haar kruis. (Ze hoefde toch écht niet te plassen). Cliff Davies, wel een beetje vertrouwd met dit soort akkefietjes, complimenteert mejuffrouw Van de Aar met: ‘Wat een snol!!’ De rapen zijn meteen gaar. Miriams vriendje is het met deze uitspraak niet eens en wil op de vuist met ‘onze’ hooligan. Er ontstaat een kettingreactie: toeschouwers en spelers van beide kampen raken van de kook, bestoken elkaar met verbale onwelvoeglijkheden en dreigen met fysieke daadkracht. De scheidsen strooien kwistig met kaarten zonder te weten aan wie en waarvoor. Vredestichter en onbezoldigd sociaal werker weet ternauwernood de gemoederen te bedaren.
Linda, in een roes verkerend, speelt de volledig van slag zijnde Van de Aar naar huis: 2-3. Dat het daarna 2-4 voor Spaarne wordt is hoogstens even teleurstellend, maar het weegt niet op tegen de pret die het meegereisde Limburgse volk op die dag met elkaar had. Wat voor de verveeld ogende barkeeper in eerste instantie een korte middag routinematig koffie schenken zou worden, evolueerde tot een groot sfeervol en langdurig drankgelag. Het te elfder ure oproepen van mankracht achter de bar bleek een goede zet om een gigantische baromzet te draaien.
Betrouwbare getuigenverklaringen over de terugreis zijn nooit opgetekend kunnen worden. De verhalen reikten niet verder dan het niveau van wazig, onvolledig en tegenstrijdig. En toch was het een onvergetelijke dag.
De lijst van schermutselingen, drama’s, explosieve situaties en opstootjes kan bijna onbeperkt uitgebreid worden. Om privacy-redenen en om de maatschappelijke carrières en de zorgvuldig opgebouwde status van (ex)-tafeltennisfreaks niet onnodig te schaden wordt hiermee dit hoofdstuk over ‘de schandalen bij TTC Kluis’(lees: Roemruchte Rellen) afgesloten.
Tot schrijfs, T. Opspin