Met ‘Even een Fleckje wegwerken’ werd een tijdje geleden alweer de aftrap gedaan, of eigenlijk de opslag gegeven voor ‘Uit de Kluis-archieven’, een nieuwe reeks schriftelijke ontboezemingen over het roemruchte verleden van TTC Kluis.
Als vervolg van de bloemlezing over Knappe Kampioenschappen rakelt uw vaste stukjesschrijver een gedenkwaardige competitiewedstrijd op die ergens in de jaren ‘60/ ’70 wordt gespeeld. In die periode strijden Maastricht en Geleen om de hegemonie in het Limburgse toptafeltennis. Op toernooien, maar ook in de competitie wordt menig robbertje tussen deze twee steden ‘hinter der grünen Platte’ uitgevochten. Zo ook op die onvergetelijke zaterdag waarop TTC Kluis thuis moet aantreden tegen Maasvogels. De Kluizenaren, te weten: Guido Ariaans, Jeu Hendriks en ‘Nol’ (Arnold) Mevissen moeten het opnemen tegen het illustere trio uit de Maasstad: Wan Geersheuvels, Willie Thal en ene Brepoels. Alleen winst kan Kluis aan het kampioenschap helpen. Maasvogels heeft voldoende aan een gelijkspel om te kunnen gaan feesten. De strijd gaat gewoontegetrouw gelijk op en er wordt gevochten, gesnoefd, geschoven en geprikt om elk punt. Agressief aanvallen is er dan nog niet echt bij. Conform de krachtsverhoudingen staat het met nog één partij te spelen 5-4 voor Kluis. Tegen het middernachtelijk uur (!!) neemt vechtjas Guido het op tegen Thal die berucht is vanwege zijn grenzenloze geduld en zijn ijzersterke en bijna niet te breken verdediging. Guido kán wel aanvallen, maar dúrft niet zo goed; Willie wíl niet attackeren, omdat hij vertrouwt op zijn sterkste wapens: kunnen afwachten en weinig fouten maken. Logisch eigenlijk dat het laatste, dus beslissende punt valt om 01.30u op zondagmorgen. Temeer ook daar de tijdregel niet wordt toegepast. (Om en om serveren; de serveerder moet binnen 12 balcontacten gescoord hebben, anders gaat het punt naar de tegenstander). Nu nog doet het gerucht de ronde dat de (dam)klok zoek was. Hoe dan ook, Guido gaat uiteindelijk door de knieën. Maasvogels dus kampioen. Omdat de verstandhouding tussen beide clubs jarenlang al goed is, wordt samen een feestje gebouwd, al blijft dat, gelet op het bizarre tijdstip deze keer erg bescheiden. Hub van Gastel, fanatiek recreatielid en trouwe supporter van het eerste team van Kluis heeft de ontknoping van de achteneenhalf uur durende wedstrijd niet meegekregen en moet wakker geschud worden met de mededeling dat zijn nachtwake vruchteloos is geweest.
Een ander memorabel kampioenschap wordt gevierd in 1970, maar dan bij de junioren. Kluis heeft weliswaar in de daaraan vooraf gaande jaren met de jeugd in de competitie mooie titels behaald, maar het landelijk niveau is tot dan toe onhaalbaar gebleken. … Totdat ‘the godfather’ van Kluis, Jac Willems, een visioen krijgt. Dat vertelt hem dat hij met Léon Rutten, Stef Marutiak en John Bocken – deze laatste is drie jaar ouder dan de andere twee – goud in handen heeft om ook buiten de provinciegrenzen successen te kunnen behalen. Er is echter een klein probleem: John is zeventien jaar en heeft al een seizoen bij de senioren gespeeld (onder de vleugels van ‘good old’ Jan Bemelmans). Wil Jacs fata morgana werkelijkheid worden dan moet hij ‘de Bock’ voor nog een seizoen gedispenseerd zien te krijgen. En als Willems iets in zijn hoofd heeft krijgt je het er niet meer uit. Hij weet de afdelingsbond te overtuigen van de haalbaarheid van een volgende mijlpaal in de clubgeschiedenis en de ‘exposure’ die deze zal hebben voor het Limburgs jeugdtafeltennis.
Léon, Stef en John starten dus in de landelijke B-competitie met als motto: mogen meedoen is belangrijker dan winnen’. Wellicht dat ze daardoor onbevangen de strijd aangaan met Jonk uit Stein, Succes uit Ubach over Worms, Swift Roermond en Roggel. Resultaat? … Kluis wordt kampioen en verwerft daarmee het recht om te promoveren naar de A-klasse. De tieners worden voor de keuze gesteld: óf het nog eens dunnetjes overdoen in de B-klasse en de titel kunnen prolongeren, óf promoveren naar de A-klasse met een gerede kans om volledig afgeschoten te worden. Voor Léon, Stef en John is er geen discussie: een kampioen verdient het om te promoveren. Als de drie musketiers gaan zij volgens de slogan: ‘Allen voor een, een voor allen’ de strijd aan met de landelijke top bij de jeugd.
Nog in euforie verkerend over het behaalde kampioenschap en gesterkt door de titels en ereplaatsen bij diverse provinciale toernooien binden zij de strijd aan met JCV (Vught), ambterend landskampioen van het jaar daarvoor, NOAD Schiedam, TSB Steeds Hoger in Rijswijk, Delta Loyd Rotterdam en Avanti uit Hazerswoude. Het spits wordt afgebeten in de uitwedstrijd tegen JCV, een vooruit gespeeld duel i.v.m. carnaval. JCV met Wagenaars als ambterend landskampioen en Eyckemans als Brabants kampioen wordt op 5-5 gehouden. Bij terugkomst in Geleen kan de achterban dit alleen maar geloven als ze het wedstrijdformulier hebben gezien. De week erna, de officiële start van de competitie, komen de jongens van JCV op bezoek in Geleen. Het Kluistrio heeft bloed geroken en de roofzucht is pas gestild als de eindstand (6-4) op het scorebord staat. Deze sensatie vormt de opmaat voor een volgende zegetocht van ‘The Willems Warriors’. Ook de andere opponenten worden, onder bezielende en voor die tijd revolutionaire coaching van Lou Aelmans, aan de zegekar gebonden. Jongens 1 van TTC Kluis dus ook kampioen in de A-klasse.
Enkele weken later vechten de helden uit Geleen in Roelofarendsveen met VDO Amstelveen en TSF Schiedam de strijd uit om het landskampioenschap voor jeugdteams. Tegen VDO wordt weliswaar verloren met 6-0, maar alle partijen gaan pas in de derde beslissende set (oude telling) verloren. Vervolgens wacht TSF Schiedam dat jeugdinternational Henk van de Poort in de gelederen heeft. De Randstedelingen gaan er tegen de mannen uit Geleen met 3-6 af. Omdat de tieners uit de jeneverstad ook tegen VDO aan het kortste eind trekken kan ‘das Dreigestirn’ van Kluis zich ‘vize Nationalmeister’ noemen. Deze gebeurtenis zal de opmaat vormen voor de vele landelijke titels die individueel en in teamverband bij Kluis gevierd worden. De pijn van ‘nét niet winnen en een aansprekende titel op een haar na mislopen’ wordt door Stef en John tijdens de nationale kampioenschappen in De Haag opnieuw gevoeld. Ze verliezen het dubbel in de halve finale tegen Clarijs en Van de Wijck, het duo van NOAD Schiedam dat eerder in de competitie twee keer aan de zegekar is gebonden. Dat Stef en John in de kwartfinale Bennie de Wit en Herman Hopman, twee jeugdinternationals, nog uit het toernooi hebben geslagen waardoor de weg naar de nationale titel helemaal open lag, strooit alleen maar zout in de toch al pijnlijke wonde. Het Kluisduo is er tijdens de terugtocht naar Geleen compleet ziek van.
In het daaropvolgende seizoensjaar nemen Guido Ariaans en Jeu Hendriks met de promotie van het eerste herenteam naar wat nu de tweede divisie wordt genoemd, afscheid van de tafeltennissport. Stef en John treden in de voetsporen van hun twee grote voorbeelden en vormen met ‘Nol’ Mevissen het verjongde eerste herenteam. Tijdens de decennia die volgen zal Stef zich ontwikkelen tot een topper die zowel in de Nederlandse eredivisie (Maasbree) als in ‘die zweite ‘Bundesliga’ (Alsdorf) zijn mannetje staat, Léon blijft ‘steady’ en maakt jarenlang deel uit van het eerste herenteam dat op landelijke niveau blijft opereren en ook John laat zien dat hij veel in zijn mars heeft. Na enkele jaren, eveneens in diverse nationale klassen goed gepresteerd te hebben, glijdt hij langzaamaan af naar de subtop van het afdelingstafeltennis. Tijden veranderen, maar de zoete herinnering aan vervlogen tijden helpt om te berusten in wat misschien anders had kunnen lopen of bereikt had kunnen worden, maar ook om dankbaarheid te voelen omdat de sport je leven diepgang gaf.
De volgende keer … ‘Spitsuur met Flits’; ‘One man show’ en ‘A bit of Bergeyck’.
T. Opspin