Op vrijdag 17 april j.l. bereikte ons het trieste nieuws dat een der grondleggers van TTC Kluis overleden is. ‘Sjaak’, zoals hij in de volksmond genoemd werd, raakte in 1948 besmet met het pingpongvirus – een voor deze tijd nogal navrante woordkeuze trouwens – toen hij op 16-jarige leeftijd lid werd van DVS (Door Vriendschap Sterk). In 1954 verhuisde hij van Geleen naar Susteren. Zijn liefde voor deze club was zó groot dat hij wekelijks per fiets de tocht naar ‘De Kraonkel’, een buurtgemeenschap in Geleen maakte. Met o.a. Sef Beeren en Wim Elsschot als teamgenoten bond hij de strijd aan met, zoals hij ze noemde, ‘broekies’ als Laurens Loozen en Nic Schreurs die zich later zouden ontwikkelen tot gevreesde opponenten voor navolgende generaties.
In 1958 keerde hij om privéredenen terug naar de Waereldsjtad. Vinkenstraat 3 aan ‘De kluis’ om exact te zijn. De kapelaans Bas Cartigny en Wim Fraats van deze parochie was ter ore gekomen dat Sjaak in Susteren een steentje had bijgedragen aan het jeugdwerk en ervaring had met het oprichten van een pingpongclub. Redenen waarom hij door voornoemde geestelijken gevraagd werd om met de Kluisjeugd ‘iets te doen’ op tafeltennisgebied. Een hectische en spannende periode brak toen aan voor Sjaak, omdat hij pas getrouwd was én de eerste boreling zich aandiende. Maar Sjaak zou Sjaak niet zijn als hij deze uitdaging niet was aangegaan.
Vrij snel konden ongepolijste talenten als Jos en Jan Bemelmans, Wil en Bèr van Cruchten, Ger Stelten, Wil Waltmans, Jan in ’t Ven, Frans Kramer en Peter Muijris drie keer per week trainen in het toenmalige Barbarakerkje aan de Kummenaedestraat. De pingpongclub maakte destijds deel uit van de Actiegroep Jongeren Kluis Geleen, waaronder ook een dam-, foto-, en natuurgroep ressorteerden. De bestuurders, ‘meister’ Debets en notabelen als Schaepkens en Storms leidden financieel en organisatorisch alles in goede banen.
Toen ‘kanonnen’ als Guido Ariaans en Jeu Hendriks werden losgeweekt van de Urmondse Tafeltennisvereniging (UTTV) en bij TTC Kluis werden ingelijfd braken gouden tijden aan voor Sjaaks levenswerk. De twee overgangsklassers tilden , eerst met ‘good old’ Jan Bemelmans en later met de van Brunssum geronselde Nol Mevissen, het eerste team naar de landelijke hoofdklasse.
De vereniging was inmiddels ‘verzelfstandigd’ en verkaste na een korte tussenstop in het souterrain van d’Heremiet, het buurtcentrum aan ‘De Kluis’, naar de gymnastiekzaal van de bassischolen een eindje verderop. Vanaf 1966 was er sprake van een flinke aanwas van bewegingswillige jongeren uit alle wijken van Geleen. Ook de staf van trainers en begeleiders dijde flink uit. Werner Rutten, Math Hermans, Ad van Cleef en later ook Cees Droog, Lou Aelmans, Louis van Dick en Ben Schulze namen de jonge honden onder hun hoede. Aansprekende resultaten zouden niet uitblijven.
Toen Geleen ’60, voorheen JNG (Jong Nederland Geleen), fuseerde met TTC Kluis werd er een nieuw tijdperk ingeluid. Bij Sjaak gingen de jaren als voorzitter en eindverantwoordelijke, ondanks dat hij zich ondersteund voelde door een lange rij van Kluisgetrouwen, steeds meer tellen. De ambitieuze Jos Meijs nam het stokje over en gaf samen met een in samenstelling regelmatige veranderde groep van verenigingsfanaten een nieuwe impuls, uitmondend in een prachtige vereniging met een eigen accommodatie. Opvolgers als Ron Veldhuizen, Frank Hoedemakers en Wouter van Elmpt garandeerden dat op Sjaaks ‘magnus opus’ en prachtige kroon kon worden gezet. Het bloed bleef bij Sjaak, inmiddels ere- voorzitter van TTC Kluis, echter kruipen waar het niet gaan kon. In de herfst van zijn tafeltennisbestaan nam hij zitting in een sponsorcommissie en trad hij coördinerend op bij ondersteunende activiteiten. Gedurende de laatste jaren van zijn leven liet hem de gezondheid volgens een bijna onopgemerkt verlopend, maar wel zijn sporen achterlatend proces steeds meer in de steek. … Totdat het écht op was.
Sjaak … rust in vrede. Je zult altijd onlosmakelijk verbonden blijven met wat ons tot op de dag van vandaag nog steeds met elkaar verbindt en ons heel veel vreugde schenkt.
T. Opspin