Kermis en pretpark met Pasen toch geopend
Ze kunnen zeggen wat ze willen en besluiten zoals hen dat het meest verantwoord lijkt. De regeringsleiders doen hun best, sterker zelfs, ze laten zich juist in deze Coronacrisis van hun sterkste kant zien, ook al verschillen bij het volk de meningen over het gevoerde beleid even sterk als de cijfers die over IC-opnames en overlijdensgevallen opgevoerd worden.
Natuurlijk, de mens voegt zich naar de voorschriften en richtlijnen die van hogerhand uitgevaardigd worden. Hij móet ook wel als hij wil overleven en straks met nageslacht wil kunnen terugkijken op een periode die te vergelijken valt met de jaren 1940-1945, al was er toen iets geheel anders aan de hand. Ook toen was er verzet en ook toen was dat gericht tegen de vijand. Collaboreren met hem kwam ook voor. Met hen die dat deden liep het na de bevrijding niet al te best af.
Waarom deze vergelijking? Nou … gewoon omdat recalcitrantie, al helemaal bij ‘d’n Hollander’ van alle tijden is. Ook nú dus. Zeker, wij voegen ons, met gemengde gevoelens weliswaar, maar we schikken ons in weerwil van onze door de eeuwen heen in de genen van de Nederlander geïnfiltreerde liberale (lees: vrijgevochten) geest. Die zorgt ervoor dat er gevoelsmatig teveel tijd mee gemoeid is om iedereen ervan te doordringen dat individualiteit en eigen streven zich moet voegen naar een hogere orde, die van het veiligstellen van de nationale … nee, mondiale volksgezondheid. Ik meen dat we momenteel in dit stadium verkeren, al was ik de afgelopen dagen getuige van situaties – ik maakte er ook gewoon deel van uit – die mij terugwierpen op door mijn ouders en grootouders overleverde verhalen, maar die ook associaties opriepen met de tijd en de cultuur van de babyboomers. Hoewel zelf van 1953, voel ik mij daar toch één van.
Alles viel, als bij een puzzel waarvan de onderdelen maar niet tot het gewenste resultaat wilden leiden, vanuit het niets in elkaar op het moment dat ik op de vrijdag voor Pasen mijn auto parkeerde bij Hornbach in Geleen … a la … Sittard.
‘Goede vrijdag’ heeft blijkbaar een geheel andere betekenis gekregen. Het lijden van Christus is gesublimeerd tot het met horten en stoten achter een winkelwagen volgen van een route waarvan wij hopen dat die snel volbracht is. De verlossing voor mij bestond eruit dat ik een drukspuit en tien liter schoonmaakazijn kon bemachtigen met als prettige bijvangst zestien, netjes in clusters van vier uit een ruim aan bod geselecteerde plantjes. Het doel bleek achteraf voor mij ondergeschikt aan wat zich even pijnlijk als bevrijdend aan mij openbaarde. Ik stond in een rij van wagentjes die volgens een geprogrammeerde route meanderde naar het moment waarop de grote attractie zich als gelukzalig ‘life-event’ zou voltrekken: het toegang krijgen dus tot het walhalla van consumentengenot.
Uitgerekend met Pasen word ik teruggeworpen op herinneringen aan het naar de kermis gaan met mijn ouders en mijn kinderen en aan de dagtrips naar de parken van vertier. Legoland, Efteling, Bobbejaanland en Disneyworld komen weer heel kortbij als. Geduldig moeten wachten totdat je aan de beurt bent om een korte, maar heftige sensatie te mogen meemaken en je primaire behoefte daardoor in een vloek en een zucht bevredigd wordt. Volgens een vast ritueel doorloop je het hele proces, alleen deze keer in een wat onwerkelijke, macabere entourage. Deze keer zijn de kaartjescontroleur en de plaatstoebedeler van de attractie ingeruild voor een bijbaanjongere of een ingevlogen veiligheidsemployé, beiden in een niets aan duidelijkheid te wensen overblijvend geel hesje, die nu niet het hekje of poortje voor je openhouden, maar je een net ontsmet karretje in de handen duwen. Net als je denkt dat daarmee de associaties met andere ‘life events’ opgebruikt zijn dient zich een volgende vergelijking aan: die van het voordringen en het maar niet kunnen afzweren van het ‘iedereen voor zich en God voor ons allen’-denken. Gelukkig zijn deze onhebbelijkheden, in mijn beleving, slechts aan een minuscuul percentage horken, op zichzelf gerichten en asocialen, maar dan de échte, toe te schrijven. Het is in mijn ogen het kaliber mensen waarmee ik pertinent geen oorlog wil meemaken. Ook zónder hen zou ik dat niet willen, al zitten wij om uiteenlopende redenen niet ver af van een volgende wereldbrand.
Nogmaals – in mijn eerdere stukje maakte ik al gebruik van een quote van een der grootste vaderlandse sportfilosofen – elk nadeel heb zijn voordeel. Als een hamsterende oudere, verder gevorderd in het leven dan ikzelf ben, zijn voedingsbuffer in de door Jumbo ten leen gestelde draadstalen minicontainer verder willen vullen met pakweg drie, misschien vier roggebroodpakjes, blijf ik tegen mijn natuur en de wellevendheid in geduldig wachten op een man die in zijn eigen bubbel zit. Ik sluit niet uit dat de tijd zijn zintuiglijke vermogens en geestelijke toestand aangetast heeft en dat de sporen daarvan tot uiting komen in zijn gedrag dat gemakkelijk, te gemakkelijk, als antisociaal en egoïstisch beoordeeld kan worden. Maar niets is wat het lijkt te zijn. Toch word ik op de proef gesteld als dergelijke menselijke ontmoetingen zich herhalen, maar dan in een andere vorm.
Als ik voor de koelvitrine van de zuivelproducten sta en ik tussen de veelheid aan soorten kaas de Old Amsterdammer spot en ik een greep wil doen naar een van de pakketjes, wordt ik zowat uit de steel gelopen door een grote, slanke jongeman. Hij scheert vastberaden, druk en hard pratend en de blik gericht naar een vrouw, die zijn partner lijkt te zijn en die op pakweg vijf meter volgt, langs mij heen. Van de anderhalve meter regeling lijkt hij nog geen kennis genomen te hebben. Nu ben ik niet bepaald op mijn mondje gevallen, maar op momenten zoals deze sla ik van verontwaardiging en ongeloof meteen dicht. Ik zie het maar als een veiligheidsmechanisme dat mij behoedt voor openlijke verbale conflicten met mijn medemens. Gelukkig maar, want mijn impulsieve en emotionele inborst hebben mij in het verleden vaker in de problemen gebracht. Het is geen mooie kant van mij en om die te compenseren doe ik extra mijn best om voorkomender en begripvoller jegens mijn omgeving te zijn. Echter, het elkaar aanspreken op gedrag is nodig, op zijn minst niet verkeerd als we de wereld met zijn allen leefbaar willen houden, maar daarbij doet wel de vorm, die lichte ‘touch’, het principe van ‘le ton qui fait la musique’ ertoe. Alleen dan blijft het mogelijk om verbinding met en begrip en liefde voor elkaar veilig te stellen.
Respect voor de ander, al dan niet afgedwongen, en je niet groter voordoen dan je eigenlijk bent vormen de basis voor een nieuwe dimensie in het met elkaar leven en bij het gestalte geven aan een wereld die wij volgens met elkaar overeengekomen normen, waarden en idealen nog steeds redden kunnen. De tijd wordt echter krap. Dus: verbeter de wereld, begin bij jezelf. Ik begon daar zelf mee door vriendelijk en voorkomend te zijn jegens de cassière en de ‘sneuzel’ die buiten de hele dag braaf de winkelwagentjes met een doekje en een sopje stond schoon te vegen.
Vrolijk Pasen allemaal.
Tekst: T. Opspin / Illustratie: Nina Bocken